I. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a.   aanhangwagens: voertuigen die door een voertuig worden voortbewogen of kennelijk bestemd zijn om aldus te worden voortbewogen, alsmede opleggers;

a1. ambulance: motorvoertuig, ingericht en bestemd om te worden gebruikt voor ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer;

b.   autobus: motorvoertuig, ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

c.   autosnelweg: weg, aangeduid door bord G1 van bijlage I; langs autosnelwegen gelegen parkeerplaatsen, tankstations en bushalteplaatsen maken geen deel van de autosnelweg uit;

d.   autoweg: weg, aangeduid door bord G3 van bijlage I; langs autowegen gelegen parkeerplaatsen, tankstations en bushalteplaatsen maken geen deel van de autoweg uit;

e.   bestemmingsverkeer: bestuurders wier reisdoel één of meer bepaalde percelen betreft die zijn gelegen aan of in de directe nabijheid van een weg met een door verkeerstekens aangegeven geslotenverklaring voor bepaalde categorieën bestuurders en die slechts via deze weg zijn te bereiken alsmede bestuurders van lijnbussen;

f.    bestuurder van een motorvoertuig:

1.   hij die het motorvoertuig bestuurt of

2.   voor zover het betreft een motorvoertuig voor het besturen waarvan een rijbewijs B, C, D of E is vereist en dat is voorzien van een dubbele bediening, hij die rijonderricht geeft of toezicht houdt in het kader van een vanwege de overheid ingesteld onderzoek naar de rijvaardigheid, niet zijnde een onderzoek als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet;

g.   bestuurders: alle weggebruikers behalve voetgangers;

h.   bevoegd gezag: gezag als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet;

ha. brombakfiets: bromfiets op drie symmetrisch geplaatste wielen, met twee voorwielen met een diameter van meer dan 0,60 m, uitsluitend ingericht voor het vervoer van de bestuurder en van goederen en eventueel van een achter de bestuurder gezeten passagier;

i.    bromfiets: voertuig op twee of drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km per uur, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm3 of met een elektromotor, en niet zijnde een gehandicaptenvoertuig; voertuigen die op de krachtens artikel 5.6.1, tweede lid, van het Voertuigreglement vastgestelde wijze zijn voorzien van één of twee in dat artikel bedoelde gele platen of gele vlakken, worden voor de toepassing van dit besluit gelijkgesteld met bromfietsen; onder bromfietsen worden mede verstaan vierwielige voertuigen:

a.   met een ledige massa van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen,

b.   met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km per uur en

c.   uitgerust met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking met een cylinderinhoud van ten hoogste 50 cm3 of uitgerust met een ander type motor met een netto maximum vermogen van ten hoogste 4 kW;

ia.  brommobiel: bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie;

j.    busbaan: rijbaan waarop het woord «BUS» of «LIJNBUS» is aangebracht;

k.   busstrook: door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop het woord «BUS» of «LIJNBUS» is aangebracht;

l.    dag: de periode tussen zonsopgang en zonsondergang;

l1.  dierenambulance: motorvoertuig, ingericht en bestemd om te worden gebruikt voor het vervoer van zieke en gewonde dieren;

m.  doorgaande rijbaan: rijbaan zonder de invoeg- en uitrijstroken;

ma. driewielig motorvoertuig: driewielig motorrijtuig als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, jo. onderdelen ab, ap en x, jo. artikel 1.4, tweede lid, van het Voertuigreglement;

n.   fietsstrook: door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan waarop afbeeldingen van een fiets zijn aangebracht;

o.   geslotenverklaring: verbod de betrokken weg in te rijden of in te gaan alsmede de betrokken weg te gebruiken;

p.   haaietanden: voorrangsdriehoeken op het wegdek;

q.   [vervallen;]

r.    gehandicaptenvoertuig: voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km per uur bedraagt, en geen bromfiets is;

s.   invoegstrook: door een blokmarkering van de doorgaande rijbaan afgescheiden weggedeelte dat is bestemd voor bestuurders die de doorgaande rijbaan oprijden;

t.    kruispunt: kruising of splitsing van wegen;

u.   [vervallen;]

v.   lijnbus: motorvoertuig, gebezigd voor het verrichten van openbaar vervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000;

w.  [vervallen;]

x.   militaire kolonne: een aantal zich achter elkaar bevindende militaire dan wel bij een onderdeel van de rampenbestrijdingsorganisatie in gebruik zijnde motorvoertuigen, onder één commandant, die de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Defensie vastgestelde herkenningstekens voeren;

y.   motorfiets: motorvoertuig op twee wielen al dan niet met zijspan- of aanhangwagen;

z.   motorvoertuigen: alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan over spoor te worden voortbewogen;

aa. nacht: de periode tussen zonsondergang en zonsopgang;

aab.            overweg: kruising van een weg en een spoorweg die wordt aangeduid door middel van bord J12 of J13 van bijlage 1;

ab. parkeerhaven of parkeerstrook: langs de rijbaan gelegen verharding die is bestemd voor stilstaande of geparkeerde voertuigen;

ac. parkeren: het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen;

ad. rijbaan: elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden en de fiets/bromfietspaden;

ae. rijstrook: door doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd gedeelte van de rijbaan van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken;

af.  snorfiets: bromfiets die blijkens een daarop aangebracht merk als bedoeld in artikel 5.6.1, eerste lid, van het Voertuigreglement is geconstrueerd voor een maximumsnelheid die niet meer bedraagt dan 25 km per uur; voertuigen, die op de krachtens artikel 5.6.1, tweede lid, van het Voertuigreglement vastgestelde wijze zijn voorzien van één of twee in dat artikel bedoelde oranje platen of oranje vlakken worden voor de toepassing van dit besluit gelijkgesteld met snorfietsen;

afa. spitsstrook: de vluchtstrook die als rijstrook is aangewezen blijkens bord C23-01 van bijlage 1;

afb. T100-bus: autobus, ten aanzien waarvan uit een aantekening op het kentekenbewijs of uit het kentekenregister blijkt dat hij zodanig is ingericht dat hij in aanmerking komt voor een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur.
Met een T100-bus als bedoeld in dit besluit wordt gelijkgesteld een autobus die is geregistreerd in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en ten aanzien waarvan uit het kentekenbewijs of uit een verklaring afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling, afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd, blijkt dat de autobus geschikt is voor een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur;

ag. uitrijstrook: door een blokmarkering van de doorgaande rijbaan afgescheiden weggedeelte dat is bestemd voor bestuurders die de doorgaande rijbaan verlaten;

ah. veiligheidscel: onderdeel van de constructie van een bromfiets, een motorfiets of een driewielig motorvoertuig dat de bestuurder of passagiers beschermt tegen hoofdletsel;

ai.  verdrijvingsvlak: gedeelte van de rijbaan waarop schuine strepen zijn aangebracht;

aj.  verkeer: alle weggebruikers;

ak. vluchthaven of vluchtstrook: door een doorgetrokken streep van de rijbaan van de autosnelweg of autoweg afgescheiden weggedeelte, dat bestemd is voor gebruik in noodgevallen, behoudens voor de duur van openstelling als spitsstrook;

al.  voertuigen: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens;

am. voorrang verlenen: het de betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen;

an. voorrangsvoertuig: motorvoertuig dat de optische en geluidssignalen voert als bedoeld in artikel 29;

ao. vrachtauto: motorvoertuig, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg;

ap. weggebruikers: voetgangers, fietsers, bromfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, van een motorvoertuig of van een tram, ruiters, geleiders van rij- of trekdieren of vee en bestuurders van een bespannen of onbespannen wagen;

aq. wet: Wegenverkeerswet 1994.

 

Artikel 1a

Onder de vermelding in dit besluit van een EG-richtlijn wordt verstaan hetgeen daaronder wordt begrepen in artikel 1.1a van het Voertuigreglement, met inbegrip van de ingevolge artikel 1.7, eerste lid, van het Voertuigreglement bekendgemaakte wijzigingen. Artikel 1.7, tweede lid, van het Voertuigreglement is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

1.   De regels van dit besluit betreffende voetgangers zijn mede van toepassing op bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, indien zij van een voetpad of trottoir gebruik maken of van het ene naar het andere voetpad of trottoir oversteken.

2.   De regels van dit besluit betreffende voetgangers zijn voorts mede van toepassing op personen die te voet een motorfiets, bromfiets of fiets aan de hand meevoeren, alsmede op personen die zich verplaatsen met behulp van voorwerpen, niet zijnde voertuigen.

3.   De regels van dit besluit betreffende wagens zijn mede van toepassing op door voetgangers gevormde kolonnes, optochten en uitvaartstoeten voor zover deze de rijbaan volgen.

Artikel 2a

De regels van dit besluit betreffende motorvoertuigen en bestuurders en passagiers van motorvoertuigen zijn, in plaats van de regels betreffende bromfietsen, bromfietsers en passagiers van bromfietsen, mede van toepassing op brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen.

Artikel 2b

De regels van dit besluit betreffende fietsen en fietsers zijn, in plaats van de regels betreffende bromfietsen en bromfietsers, mede van toepassing op snorfietsen en snorfietsers, tenzij anders is bepaald.